Column & Opinie Kees Groeneveld

Over Kees Groeneveld

Onafhankelijk expert technologie, marketing en maatschappij.

Local 4 Local 4 International Networking

Hoe lang al roepen we in Nederland dat de industriële productie, de ‘maakindustrie' terug moet komen uit het buitenland? ‘Reshoring' noemen we het tegenwoordig. Ik ken het al vanaf 1986, althans wat betreft de elektronicaproductie. Toen ging het vooral om Taiwan.

Van nog eerder is het verhaal van de scheepsbouw, scheepbouw, zonder ‘s’, zeiden we in de Rotterdamse regio. Ome Cor Verolme gaf de valse concurrentie door de Japanse en Koreaanse overheid de schuld van het demasqué van zijn werven voor mammoettankers. De Nederlandse regering moest hem te hulp komen.

Natuurlijk moeten we van alles blijven maken en nieuw gaan produceren in Nederland. Maar niet om wat we verloren zijn ‘terug’ te halen. Er is iets heel anders aan de hand waarom en waardoor het logisch is dat we weer meer zelf gaan produceren. Het is een trend die te maken heeft met drie factoren die al enige tijd in deze richting wijzen. De eerste is de technologische ontwikkeling, de tweede de voortgaande verstedelijking en de derde de globalisering. En de trend is die van ‘local 4 local 4 international networking’, schaalverkleining en locale productie. O ja, er is nog een vierde factor, de maatschappelijke behoefte aan ‘verduurzaming’, hoe vreselijk slecht Nederlands dat woord ook is.

Decennia lang hebben we heilig geloofd in schaalvergroting als de basis voor economische groei. ‘Alles wat je op grotere schaal doet wordt automatisch goedkoper’ en ‘een groter bedrijf kan meer tot stand brengen dan een kleiner bedrijf’ waren de dogma’s. Natuurlijk zijn er altijd mensen geweest die wezen op de wetten van Parkinson, die grote organisaties onvermijdelijk inefficiënt maken. En zelf schrijf ik ook alweer enige tientallen jaren over de innovatieve slagkracht van kleine en middelgrote bedrijven als motor voor onze economie. Maar de werkelijke algemene brede doorbraak van het geloof in het opsplitsen van bedrijven in plaats van zoveel mogelijk fuseren is toch pas van de laatste jaren.

Maar als we niet goed door hebben waarom en waardoor die verandering logisch is, dan blijft het moeilijk om te definiëren waarom en op welke wijze we moeten gaan produceren. Dan wordt, of blijft, het helemaal moeilijk om de juiste randvoorwaarden te creëren.

Welnu, hoe zit dat met die factoren? De voordelen van grootschalige productie lagen in de combinatie van de eerste primitieve golf van technologie die grootschalig produceren mogelijk maakte plus de ontwikkeling van massaal, snel en steeds goedkoper wordend transport van bulkgoederen over grotere afstanden. Dat leidde tot grote fabrieken op strategische plaatsen waar veel aan- en afvoer mogelijk was.

Die ratio’s zijn achterhaald. Ook kleinschalige productie is dankzij de technologische ontwikkeling zo goedkoop geworden dat de verhouding tot de logistieke kosten van de grootschalige concentratie inmiddels belachelijke vormen heeft aangenomen. In de procesindustrie blijkt dat 80% van de kosten van een productieplant logistieke kosten betreffen! Noem het maar het ‘Senseo-effect’ of de ‘Beertender’ of de 3D-printer. Je doet alles gewoon zelf, thuis.

Als tweede factor noemde ik de verdergaande verstedelijking. Er zijn overal in de geïndustrialiseerde wereld, en zelfs daarbuiten, zodanige concentraties koopkrachtige bevolkingen ontstaan, dat het voordeligst geproduceerd kan worden dicht bij de markt, bij de bevolkingscentra. Daar kun je ook het snelste inspelen op veranderingen in de lokale vraag. De derde factor, globalisering, leek voorheen juist de factor die schaalvergroting in de hand werkte, maar door de ontwikkeling in beide andere factoren is dat volledig omgedraaid. De wereld is inmiddels een de hele globe omvattend netwerk en niet, zoals was gedacht, een wereld met een centraal gezag of centrale sturing. Iedereen weet overal alles van wat en waar dan ook gebeurt, maar iedereen doet daar lokaal mee wat hijzelf of hij samen met zijn omgeving wil. Als ik Oosters wil eten in het Westen, dan hoef ik mijn voedsel niet uit het Oosten te halen, maar dan weet ik zelf hoe ik dat lokaal moet maken.

De extra factor, onze behoefte aan verduurzaming, heeft ook alles te maken met de voorgaande drie. We kunnen en moeten nu verduurzamen en als we eerlijk zijn, gelukkig ook in die volgorde. Door de technologie en de verstedelijking wordt lokale energieproductie en productie van voeding en andere grondstoffen mogelijk, bijvoorbeeld via urban farming en urban mining. En alle logistieke transportmiddelen zijn nauwelijks meer nodig als je geen afstanden hoeft af te leggen.

Mooi stukje analyse, niet? Maar nu, wat kunnen we hier nu mee? Daar ben ik, daar zijn wij allemaal, nog lang niet uit. Dat vraagt nog heel veel denk- en doewerk. Ik ben van plan het in te brengen in de Nationale Wetenschapsagenda waar in de komende maanden vragen voor worden verzameld. Want het is wel zeker dat niet alleen bèta’s hier naar moeten kijken, maar ook alfa en gamma wetenschappers. Één ding is zeker, een dogmatisch roepen ‘de industrie moet terug’ vanuit pure behoudzucht, kortzichtig eigenbelang of angstdenken over China en andere opkomende landen, dat gaat averechts werken.

Als we de trend op basis van prachtige ontwikkelfactoren oppakken, dan is er een mooie toekomst mogelijk voor Europa als aanjager van de wereldeconomie.